Voor een lezing over “Bemoediging in de opvoeding” maakte ik, in 2011, een nieuwe versie van dit Hollands gedicht van Hieronymus van Alphen:
Zoek de verschillen.
Origineel
De pruimeboom Eene vertelling
Jantje zag eens pruimen hangen,
o! als eieren zo groot.
’t Scheen, dat Jantje wou gaan plukken,
schoon zijn vader ’t hem verbood.
Hier is, zei hij, noch mijn vader,
noch de tuinman, die het ziet:
Aan een boom, zo vol geladen,
mist men vijf zes pruimen niet.
Maar ik wil gehoorzaam wezen,
en niet plukken: ik loop heen.
Zou ik, om een hand vol pruimen,
ongehoorzaam wezen? Neen.
Voord ging Jantje: maar zijn vader,
die hem stil beluisterd had,
Kwam hem in het loopen tegen
voor aan op het middelpad.
Kom mijn Jantje, zei de vader,
kom mijn kleine hartedief!
Nu zal ik u pruimen plukken;
nu heeft vader Jantje lief.
Daar op ging Papa aan ’t schudden,
Jantje raapte schielijk op;
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen,
en liep heen op een galop.
Bewerkte versie
Jantje zag eens pruimen hangen
Ja, ze waren rijp en groot
Jan die zou ze willen plukken
Niemand die het hem verbood
En hij wilde vader helpen
Die was moe de laatste tijd
En als Jan alvast wat plukte
Had vader wat meer vrije tijd
Jan die plukte menig pruimpje
En hij deed ze in zijn pet
Hij genoot van dit heerlijk werk
En het bleek een goede zet
Voort ging Jantje naar zijn vader
Met volle pet en wangen rood
Op z’n benen een paar schrammen
en een scheur, z’n knie ontbloot
Beste jan zei toen de vader
Oh wat heb je me verrast
Je bent kordaat en zelfstandig
Jij bent goed sociaal belast
Dat je aan me denkt m’n jongen
Is voor mij een groot geschenk
Jij bent echt van grote klasse
Veel meer dan je broertje Henk.
(Note:dat had vader nooit mogen zeggen, want Henk stond achter de heg en hoorde….maar dat is voor een ander gedicht…)
Dus de moraal zit in ons Jantje
Wat hij wilde doen was goed
Onbelast en in volle vrijheid
Was dit kind in staat tot moed.
MOETEN MOETEN MOETEN
Ja , ik wil.
De woorden ‘moet’ en ‘mag niet’ hebben een verwoestende uitwerking in ons leven. Zij zijn als een jas die voor iedereen te krap zit. Het is een uitdaging om deze woorden te vermijden en om ze uit je (zelf) gesprekken te schrappen. Weg ermee. ‘Moet’ en ‘mag niet’ hebben we van onze opvoeders overgenomen.
Maar eigenlijk: ze zijn nogal bedreigend en roepen ze angst op:
Ik moet goed zijn, roept de angst op om fouten te maken.
Ik moet gelijk hebben roept de angst op om iets niet te weten.
Ik moet op tijd zijn roept de angst op om te laat te komen
Ik moet een goede indruk maken roept de angst op om een blunder te slaan.
Ik moet de beste zijn roept de angst op om middelmatig zijn.
‘Moeten’ tempert je enthousiasme, je creativiteit en je levensvreugde.
Soms geeft dat ook een tegenstrijdigheid in jezelf: Je leeft enerzijds met dit ‘moeten’ en anderzijds met ‘ik wil niet moeten’.
Daardoor ontstaat er een innerlijke spanning en die kost veel energie.
Zeg je ook wel eens tegen jezelf; ik zou eigenlijk of ik moest eigenlijk.Dat drukt dan uit dat je juist het tegendeel doet; ik zou eigenlijk orde op zaken moeten stellen, maar ik doe het niet of ik moet vroeger opstaan, maar ik doe het niet. Zo kun je wel eens teleurgesteld zijn in jezelf en overtuigd raken van je eigen ingebeelde tekortkomingen.
Wat dan wel:
Vervang je ‘moeten’ door; kunnen als ik het wil en verras jezelf. Ik moet op tijd zijn, wordt dan: ik kan op tijd zijn als ik dat wil. Ik moet mijn best doen. Ik kan mijn best doen, als ik dat wil.
Schrap eens een dag ‘niet’ uit je taalgebruik. Je zal zien hoe uitdagend dit is en wat een effect dit heeft. Ook met kinderen is dit echt leuk om te doen.